Brussel: aan wie behoort de openbare ruimte eigenlijk toe?
- info0933205
- 29 sep
- 3 minuten om te lezen
Een nieuwe studie uitgevoerd door Les chercheurs d’air is zopas verschenen over de verdeling van de openbare ruimte in Brussel. De vorige dateerde van 2014, en velen waren benieuwd of de stad intussen echt geëvolueerd was in de manier waarop ze haar straten verdeelt.

Niet verrassend blijft de vaststelling dezelfde: de auto neemt nog steeds het grootste deel van de ruimte in (parken niet meegerekend), zowel voor verkeer als voor parkeren. Maar laten we ons eerder richten op de plaats die aan voetgangers wordt toegekend. Officieel is 38 % van de openbare ruimte voor hen bestemd. Een cijfer dat op het eerste gezicht bemoedigend lijkt, maar in werkelijkheid misleidend is.
Want in tegenstelling tot wegen en parkings, die bijna uitsluitend door auto’s worden gebruikt, moeten trottoirs een veelheid aan functies vervullen. Ze zijn er uiteraard voor voetgangers, maar ook voor:
allerlei verkeersborden en palen,
bushaltes en tramhaltes,
caféterrassen en wachtrijen voor winkels,
straatmeubilair zoals banken,
bomen, beplantingen en systemen voor regenwaterbeheer,
en helaas ook obstakels of fout geparkeerde auto’s die nog meer van de beschikbare ruimte innemen.
Het trottoir – en ruimer gezien de voetgangersruimte – bundelt alles wat de stad doet leven: het draagt de voorzieningen die essentieel zijn voor het functioneren van de openbare ruimte, ondersteunt de lokale economie en blijft de natuurlijke plek voor sociale ontmoetingen.
Het resultaat: de werkelijk beschikbare ruimte om te wandelen is veel kleiner dan de statistieken doen vermoeden. En dat heeft concrete gevolgen: minder comfort, verminderde veiligheid en een beperkte toegankelijkheid voor veel gebruikers. Nochtans blijft stappen de meest universele, inclusieve en duurzame vorm van verplaatsing.
Een te trage evolutie
Wie de evolutie van de afgelopen twintig jaar bekijkt, ziet slechts een magere vooruitgang. Tussen 2005 en 2014 nam de voetgangersruimte toe met 2 %. Sinds 2014 is dat nog maar 0,6 %. Aan dit tempo zal Brussel het moeilijk krijgen om zijn doelstellingen inzake duurzame mobiliteit te halen.
Wat doen om de voetgangers meer ruimte te geven?
Er bestaan verschillende pistes, die vandaag al in praktijk gebracht kunnen worden:
De beheerstructuur van de trottoirs doorbreken: momenteel delen verschillende diensten het beheer en de inrichting ervan (openbare werken, netheid, mobiliteit, groendienst, handel …). Dat versnipperde systeem leidt tot een gebrek aan samenhang. Een eengemaakt beheer zou zorgen voor betere planning, efficiënter gebruik van middelen en een beleid dat meer rekening houdt met ieders noden.
De voetgangersruimte beveiligen en uitbreiden: bijvoorbeeld door het aanleggen van stoepuitstulpingen aan kruispunten, het bestrijden van wildparkeren en het versterken van fysieke beschermingen tegen auto’s. Zelfs als deze ingrepen de globale cijfers weinig veranderen, verbeteren ze wel drastisch de dagelijkse ervaring van voetgangers.
Het gebruik van de trottoirs herdenken: terrassen, reclameborden en technische installaties moeten beter gereguleerd worden, zodat de voetgangers opnieuw de prioriteit krijgen.
Investeren in universele toegankelijkheid: obstakels moeten verdwijnen voor mensen met beperkte mobiliteit, ouders met kinderwagens, kinderen en ouderen. Wandelen moet eenvoudig, veilig en aangenaam zijn voor iedereen.
Doelstelling 2030: een beter evenwicht
Tegen 2030 is de ambitie duidelijk: het aandeel van de auto terugbrengen tot 40 % van de openbare ruimte. Om dat te bereiken, moet het stratenplan grondig herdacht worden en moet de voetganger zijn rechtmatige plaats terugkrijgen. Niet alleen om de levenskwaliteit in de stad te verbeteren, maar ook om een vorm van mobiliteit te stimuleren die altijd de meest toegankelijke en duurzame zal blijven.